Wie bestuurt de gemeente eigenlijk?

Afgelopen week kondigde staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Tamara van Ark, aan dat zij ‘ontstemd’ is dat gemeenten de ‘taaleis’ en de ‘tegenprestatie’ negeren. In een brief naar de Tweede Kamer schreef zij dat zij “bereid is om alle mogelijke middelen in te zetten om te zorgen dat de wet wordt uitgevoerd.”
Niet iedereen kan zich vinden in de bevindingen van de staatsecretaris. Wanneer je bijvoorbeeld kijkt naar de uitleg die gemeenten geven voor het ‘negeren van de wet’, blijkt dat het allemaal niet zo zwart-wit is als Van Ark stelt. In mijn werk als junior consultant zie ik dat veel gemeenten actief kijken naar wat een inwoner kan. Dat is dan niet altijd werk, maar wel een andere maatschappelijk nuttige activiteit. Heel veel inwoners zijn namelijk bereid zich maatschappelijk in te zetten. Ook zonder de verplichte tegenprestatie.

De VNG
De VNG omschreef dit mooi met de woorden: “Dat is niet altijd de tegenprestatie naar de letter van de wet uitvoeren, maar wel naar de geest van de wet. Daar gaat het wat gemeenten betreft om.” De regering heeft met de decentralisatie van het sociaal domein de verantwoordelijkheid bij de gemeenten gelegd. Tuurlijk is het belangrijk dat gemeenten zich aan de wet houden, maar de participatiewet geeft hen beleidsvrijheid op de tegenprestatie. Is het aan Den Haag om de gemeenten te korten op hun budgetten omdat gemeenten gebruik maken van hun recht om zelf beleid te maken? Dan zou de decentralisatie vooral een verschuiving zijn van de lasten en niet de lusten.
Ook als het gaat om de taaleis zie ik een ander beeld bij gemeenten dan de staatsecretaris schetst. Bij veel inwoners wordt de ‘taaleis’ nog niet opgelegd omdat de inwoner niets te verwijten valt (hij woont hier net) of omdat hij al bezig is met taalcursussen. Moet je diegene dan korten op zijn bijstand omdat hij zijn best doet, maar er nog niet is?
Van Ark vindt dat gemeenten hun taalbeleid nu moeten aanpassen en niet moeten wachten op de evaluatie van die eis of de veranderingen in de inburgering. Ook hier ben ik het niet eens met haar bevindingen. Het sociaal domein is de afgelopen jaren al aan zoveel veranderingen onderhevig geweest. Deze veranderingen maakten het voor de burger niet altijd makkelijker. Moeten we de bureaucratische jungle dan nog lastiger maken door het beleid nu te veranderen en over een jaar weer? Op deze manier weet de inwoner ook niet meer waar hij aan toe is. Terwijl het toch juist om deze inwoner moet draaien?
Op de manier hoe Van Ark het probleem schetst, lijkt het alsof gemeenten vooral gericht moeten zijn op het naleven van de regels, terwijl het hele idee van de decentralisatie was dat de burger meer centraal kwam te staan en dat er meer maatwerk geleverd kan worden. Hoewel deze twee regels misschien niet volledig worden nageleefd volgens de staatsecretaris, betekent dat niet meteen dat het doel van deze regels niet bereikt wordt. Gemeenten zijn actief bezig met participatie en taalontwikkeling van hun inwoners, maar merken dat deze regels daar niet altijd voor ingezet hoeven te worden. Gelukkig krijgen gemeenten eerst de kans om dit aan Van Ark uit te leggen voordat zij maatregelen gaat treffen. Ik hoop dat uit die gesprekken vooral naar voren komt dat gemeenten niet koppig zijn, maar dicht genoeg bij de burger staan om hen ook zonder al die regels te laten participeren.
Geschreven door Jelmer Joustra
Bronnen
